-
1 netjes gekleed
netjes gekleed -
2 netjes gekleed
netjes gekleed -
3 hij is altijd netjes gekleed
hij is altijd netjes gekleed -
4 hij is keurig/netjes gekleed
hij is keurig/netjes gekleedVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hij is keurig/netjes gekleed
-
5 keurig netjes gekleed
keurig netjes gekleedVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > keurig netjes gekleed
-
6 netjes
♦voorbeelden:de kamer is netjes opgeruimd • the living room is shipshape/nice and tidynetjes in orde • in proper trim2 wat ben je netjes vandaag! • you're looking smart today!netjes gekleed • all dressed upnetjes schrijven • write neatly3 iemand netjes behandelen • treat someone decently/fairlygedraag je netjes • behave yourselfdat is niet netjes • that is not done/proper; that is bad manners/formdat is niet zo netjes van je • that is not very nice of you -
7 netjes
♦voorbeelden:dat staat netjes • ça fait soigné2 wat ben je netjes vandaag! • comme te voilà beau, belle!gedraag je netjes • conduis-toi bienhij is altijd netjes gekleed • il est toujours bien misdat is niet netjes • cela ne se fait pas -
8 gekleed
1 habillé♦voorbeelden:iedereen komt vanavond gekleed • tout le monde vient en tenue correcte ce soirdit kostuum staat gekleed • ce costume fait habillénetjes gekleed • bien misslecht gekleed • mal misin het zwart gekleed • habillé de noir -
9 gekleed
1 [zijn kleren aan hebbend] dressed3 [de voorgeschreven kleding dragend] dressed for the occasion♦voorbeelden:hij is slecht/slordig gekleed • he is badly dressed/a ragbagin het zwart gekleed • dressed in black -
10 netjes
аккуратный* * *чисто, опрятноnétjes gekleed — прилично одетый
* * *нареч.общ. как следует, мило, чисто, изящно, опрятно, прелестно, прилично -
11 well groomed
netjes gekleed, wel verzorgd -
12 keurig
♦voorbeelden:er keurig uitzien • look neat (and tidy)/smart2 een keurig handschrift/keurige bloes • a neat hand/nice blouse3 een keurig rapport/opstel • a fine report/essayII 〈 bijwoord〉♦voorbeelden:keurig! • well done!keurig netjes gekleed • properly dressed -
13 overdressed
adj. overdreven gekleed; te netjes gekleed; ongeschikt elegant gekleed -
14 reinlich
-
15 coquet
coquet [kokke],coquette [kokket]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉♦voorbeelden:2 une coquette • kokette vrouw, koket meisje= coquette; adj1) elegant, chic, leuk2) behaagziek3) leuk, aardig [ding]4) aanzienlijk, vrij groot [getal] -
16 reinlich gekleidet
-
17 dress
adj. feestelijk, officieel, van kleding--------n. japon, jurk--------v. aankleden; zich aankleden; in de rij staan; een gerecht klaarmaken; versierendress1[ dres] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 kleding ⇒ tenue, dracht————————dress2I 〈onovergankelijk en overgankelijk werkwoord; wederkerend werkwoord〉1 zich (aan)kleden ⇒ gekleed gaan, toilet maken♦voorbeelden:dress up • zich netjes/mooi aankleden, zich verkleden/vermommenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (aan)kleden ⇒ van kleding voorzien, kleren aantrekken2 versieren ⇒ opsieren, optuigen5 opmaken ⇒ kammen en borstelen, kappen♦voorbeelden:dress up • verkleden, vermommendressed in one's (Sunday) best • met z'n goeie goed aandressed in black • in het zwartdress up • opdoffen 〈 ook figuurlijk〉; mooi doen schijnen; aanvaardbaar laten ken/maken, leuk brengendress down • zacht/soepel maken 〈 leer〉; roskammen 〈 paard〉; 〈 figuurlijk〉een pak slaag geven, op z'n donder geven -
18 habillé
habillé [aabiejee]1 gekleed♦voorbeelden:mur habillé de bois • met hout beklede muurhabillé en Indien • als indiaan verkleedadj -
19 spruce
adj. net gekleed, knap, zwierig, opgedirkt--------n. sparreboom--------v. opdoffen, opdirken, netjes opknappenspruce1[ sproe:s] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————spruce2〈bijvoeglijk naamwoord; sprucer; spruceness〉————————spruce3♦voorbeelden:¶ get spruced up, spruce (oneself) up • zich opdoffen/opdirken -
20 thin
adj. dun, mager, ijl; klein; doorzichtig--------v. verdunnen, dunner maken; dunner worden; uit elkaar gaan; vermageren; zich langzaam verspreidenthin1[ θin] 〈bijvoeglijk naamwoord; thinner; thinness〉1 dun ⇒ smal, fijn; schraal; mager, slank2 dun (bezet/gezaaid) ⇒ dunbevolkt3 dun (vloeibaar) ⇒ slap, waterig♦voorbeelden:1 thin air • dunne/ijle lucht2 a thin audience • een klein/gering publiekhis hair is getting pretty thin on top • zijn haar begint al aardig te dunnen3 thin beer • dun/schraal biera thin voice • een zwak stemmetje¶ disappear/vanish into thin air • spoorloos/volledig verdwijnenthe thin end of the wedge • de eerste (ogenschijnlijk onbelangrijke) stap, het (aller)eerste beginskate on thin ice • zich op glad ijs/gevaarlijk terrein begeven/wagenhave a thin skin • erg gevoelig zijn〈 informeel〉 have a thin time • een moeilijke tijd doormaken; 〈 in het bijzonder〉 weinig succes boeken————————thin2〈werkwoord; thinned〉1 (ver)dunnen ⇒ dun(ner) worden/maken; uitdunnen, vermageren; (doen) afnemen (in dikte/dichtheid/aantal)2 verzwakken ⇒ (doen) afnemen (in kracht/belangrijkheid)♦voorbeelden:thin down/off/out • (uit/ver)dunnen, dunner worden/maken, (geleidelijk) verminderenthin out hair • haar (uit)dunnen————————thin3〈 bijwoord〉♦voorbeelden:
- 1
- 2